Samen met de Deel-Cultuur-Raad en de Reinaertredactie ben ik ten zeerste verheugd dat de financiering van het project tot het plaatsen drie kunstwerken in Belsele is rond geraakt. Onze gemeenschappelijke dank gaat dan ook uit naar al de sponsors en sympathisanten die aan“Kunst in Belsele” hun steun hebben verleend. De kunstenaars kunnen nu ijverig aan het werk. Een beetje egoïstisch misschien,maar persoonlijk ben ik bijzonder gelukkig dat“De Klokkenlapper”,van Belselenaar Koenraad Rossaert,ons Dorpsplein zal sieren. Zonder enige afbreuk te doen aan de andere kunstwerken die voorzeker evenwaardig zullen zijn. Alleen vind ik het spijtig dat“De wassende Vrouwen”‘werkloos’zullen opgesteld worden aan de droge dorpspomp. Hopelijk worden de beelden niet geplaatst bovenop de jammerlijk gedempte waterput,die op zich al een‘begraven’monument is(was). Misschien is dit wel een volgend actiepunt voor de D.C.R. om dit in rode baksteen gemeste kunstwerk(15m. diep–8 m. diameter)terug in ere te herstellen. Toch gaat mijn grote liefde uit naar“De Klokkenlapper”. Kan moeilijk anders,want van kindsbeen af,was ik gefascineerd door de klokken. Wellicht koestert elk kind wel eens een periodieke liefde voor de klokken,zeker rond de paastijd als de magische‘klokkenvogels’rijkelijk beladen,terug keren uit het pauselijke Rome. Maar ik ben gezegend–of is het geteisterd–met een eeuwig durende‘klokkenliefde’. In de tijd dat de klokken nog manueel geluid werden door pure mannenkracht,mochten wij als kleuters mee met ons vader-koster naar de kerk en bewonderden wij hem toen hij met het dikke klokkenzeel met forse kracht de klok aan het luiden bracht. Wij mochten meetellen,honderd slagen diende de klok te luiden,in de week althans. ’s Zondags waren het er honderd vijftig. Eens wij iets groter waren,mochten wij aan de slingerende reep van de uitbollende klok mee schommelen tot hoog boven het hoogzaal,wat uiteraard een leuke en kosteloze attractie was. Soms hingen wij joelend met zijn drieën aan de armdikke koord die ons ongebreideld op en neer trok. Ter gelegenheid van de hoogdagen of bij‘rijke’huwelijken diende er met de drie klokken geluid te worden. De drie vaste klokkenluiders,waaronderéén blinde man uit het‘armhuis’(C.O.O.),“de blinde Charel”,waren op elkaar zodanig afgesteld zodat de drie verschillende bronzen klokkentonen in volle harmonie te horen waren. ‘Doodzonde’was het als per ongeluk twee klokken gelijktijdig hun slag haalden. Die eventuele zonde werd nadien vermoedelijk wel weggespoeld door een paar pinten in’t café“Onder de Toren” bij‘De Korre’. De zwaarste klok werd hierbij eerst op gang getrokken,vervolgens de tweede en nadien de kleinste,die door de pientere koster getrokken werd. Een echt spektakel was dit,die drie klokkenluiders zwetend en hijgend aan het werk te zien. Ze kenden de kunst de klokken te laten jubelen bij grote plechtigheden en ze bijna te laten wenen bij begrafenissen. Bij een rouwplechtigheid en aankondiging van een sterfgeval,werd enkel de tweede zwaarste klok geluid,waarbij ze telkens na twee slagen tijdens een korte pauze op haar‘kop’diende gehouden te worden,wat wel de zwaarste karwei bleek te zijn. Hierbij werd dan ook beurtelings gewisseld en als pluimgewicht speelde mijn vader hier niet in mee. Om zes uur’s morgens diende hij wel elke dag de kerk‘open’te luiden,vandaar zijn schalks gezegde:“Als ik trek aan mijn zeel,slapen er nog veel”! Stiekem mochten wij als brave misdienaars af en toe in groep onder begeleiding,tot in het klokkenhuis van de toren klimmen om de drie klokken in volle galop,in een wiegende‘stoel’te bewonderen. Eens gebeurde het datéén van ons zijn houten schoen verloor en onder de grote zwierende klok(3200 kg)rolde. De houten‘blok’schoof telkens mee in de richting van de zwierende klok,zodat wij moesten wachten tot de volledige stilstand van de klok om het schamele versleten schoeisel te recupereren. Met nazinderende oren daalden wij als half dove jongens de toren af. Toen in 1943 de twee grote klokken(3.200 kg. –2.100 kg.)door de Duitsers uit de toren werden geroofd om ze te hersmelten tot de gevreesde vliegende bommen,heeft mijn vader geweend als een kind. Het waren immers‘zijn’geliefde klokken. Hij schreef en drukte dan ook op duizenden kaartjes een afscheidsgedicht dat in alle beroofde Wase kerken werd gezongen op de melodie van“O Kerk van twintig eeuwen”. Dit alles heeft zeker mijn‘klokkenliefde’’gewekt. Misschien ligt hier wel de oorzaak dat ik destijds onder de toren ben komen wonen. Onder de toren van de‘Klokkenlappers van Belsele’nog wel. Wellicht heeft de voorzienigheid hier wel voor gezorgd. Jammer,de drie elektrisch aangedreven Belseelse klokken,wel van iets lichter allooi dan hun Waasmunsterse collega’s,zijn gezamenlijk maar bitter weinig te horen. (In Hamme-Zogge worden de klokken nog manueel geluid) Toen wij met de K.W.B. in 1966 plannen smeedden om een groot volks zomerfeest te organiseren,dicteerde een onverklaarbare nachtelijke muze mij de naam“Klokkenlappersfestival” als doopnaam aan het komende feest te geven. Dit festival groeide langzaam maar zeker met stijgend succes uit tot een monument in het Belseels dorpsleven. Steeds grotere en duurdere vedetten kwamen op de affiches met als toppers Ann Christy(1979)- Marva(1980)- Rob De Nijs(1984)- Will Tura(1986 en 1987)- Helmut Lotti(1996)naast zoveel andere bekende artiesten en orkesten. Eén van de grote volkse attracties,naast de tekenwedstrijden van kinderen op het asfalt,was het bloedstollende“Interclubspel” op het stramien van“Spel zonder Grenzen”,waarbij een tiental verenigingen en/of straten het tegen elkander‘uitvochten’. Elke ploeg bestond uit zeven spelers waaronder minimuméén dame. De onbetwistbare kampioen was de ploeg uit de Nieuwstraat met als coach Etienne Dierick,die zijn ploeg telkens op Spartaanse wijze wist voor te bereiden op de grote slag. Ondanks dat de meeste ploegen aantraden met als enige opdracht“De Nieuwstraat” te kloppen,haalden de algemene gewraakte‘vijand’tien overwinningen op rij. Een paar anekdotes toch. De laatste opdracht van elk“Interclubspel” bestond uit een verrassingsproef. De andere proeven werden veertien dagen op voorhand aan de ploegen bekend gemaakt. Eén van de verrassingsproeven luidde:“Verzamel zoveel mogelijk dassen(plastrons)en maak er een zo lang mogelijke koord van”. In stormloop liepen de ploegen naar het massaal opgekomen publiek toe om hen van dat‘kledingsstuk’te beroven. De pientere Chiro-mannen schoten zich naar de kledingswinkel‘Tony’en vroegen aan Myriam hen zoveel mogelijk plastrons te bezorgen. De brave ziel haalde ter goede trouw,haar hele stock dozen met nieuwe plastrons boven,die door de Chiro-boys als echte roofvogels werden meegenomen. In een mum van tijd werden de plastrons tot een lange koord geknoopt,waardoor de Chiro deze proef won. Na het spel werd de koord ontknoopt en de verbouwereerde Myriam kreeg de lege dozen en een berg verwriemelde plastrons terug. Die ze na het strijken opnieuw kon herverpakken. Eens bestond de verrassingsproef uit het verzamelen van de meeste huisdieren. De coach van een voetbalploeg haalde zelfs een aantal biggetjes naar huis. Zij wonnen deze proef waarna de diertjes terug in de koffer van de wagen werden gedeponeerd. In volle euforie bleef de voltallige ploeg nog even navieren. De vergeten biggetjes lagen ondertussen dood in de bloedhete koffer van de in de zon staande wagen. Op de vraag of de verzekering van het Klokkenlappersfestival hierin kon tussen komen was het antwoord“mensen zijn verzekerd,dieren niet”. Jammer,in 1998 luidde de KWB zijn allerlaatste klokkenlappersfestival. Nostalgisch misschien maar smakelijk eet ik nog regelmatig het lekkere Belseels gebak,dat versierd wordt met een marsepeinen schildje waarop het‘klokje’van het logo van het verleden‘Klokkenlappersfestival’prijkt. Echt om van te snoepen,misschien bij herlezen van dit teugeltje. Ondertussen wacht ik althans,op mijn nieuwe buurman“De Klokken-lapper” van Koen Rossaert. Aan alle kunstenaars veel succes gewenst!