Zij roken al lang niet meer,onze treinen. Zij kunnen het niet meer. En wij,mensen,wij mogen het niet meer. Nostalgisch herinneren wij ons de oude stomende boemeltreinen uit de vorige eeuw,getrokken door majestatische locomotieven. Met krachtige stoom- en rookstoten brachten zij vanuit de stations hun sliert wagons traag en langzaam op gang om rokend en dampend hun topsnelheid van 70 km. te halen op de rechte stukken,om zuchtend even halt houden inéén of ander station(netje). Fier en statisch trokken de zwarte reuzen al boemelend doorheen de landschappen,voorbij verschillende onbewaakte overwegen. Alleen een‘stille’verkeersplaat kondigde de spooroverweg aan. Geen lichtsignaal of belgerinkel. Met zijn zwarte,grijze of witte rookpluim kondigde de trein van heel ver zelf zijn aankomst aan. De min of meer drukke straten of wegen werden keurig beveiligd door de spoorwachters,die tijdig manueel de rollende barelen dicht draaiden. Niet zelden gebeurde het dat je als wachtende fietser of voetgangeréén of ander koolstofje van de rokende locomotiefschouw in het oog kreeg,terwijl je bedolven werd onder een mistwolk van rook en stoom. Niemand klaagde of jammerde daarover. Integendeel,als kind snoven wij geanimeerd die romantische treingeur naar binnen. Als wij een trein zagen aankomen,snelden wij naar het spoor om de attractie van heel dichtbij te aanschouwen. Soms legden wij een geldstukje van vijf of tien centiemen op het spoor,dat door de zware trein‘gededderd’werd tot de grootte van een kwartje,dat door de wrijving goed warm stond. De laatste passagierstrein stoomde het Belseelse station(Hulstendreef)uit richting Dendermonde in 1956. Helaas misschien,de tijden zijn veranderd,de treinen ook en wij zeker. Gelukkig,ik heb het nog mogen meemaken. Passagier op een boemeltrein. De naar buiten uit ijzeren groene wagons,waren binnen in verdeeld in compartimenten met houten banken en wanden geschilderd in bruin-gele kleur. Tussen alle bankstellen was een deur die je via een draaiende hendel op elk moment manueel kon openen,wat uiteraard streng verboden was. Hercules slaagden er echter in uit de trein te springen alvorens die tot stilstand kwam. Opvallend was dat in enkele‘uitzonderlijke’compartimenten de melding stond in zwarte letters en oude spelling“Verboden te rooken”,wat meestal genegeerd werd. Het is mij steeds bij gebleven dat in bepaald compartiment het woord“Rooken” door een snoodaard was omgevormd tot een werkwoord,waarvan ik zelfs de betekenis niet kende. ‘Bleu’die ik toen nog was. Hij of zij,had van de R kundig een P gemaakt van de tweede O een E en van de K een P. Van creativiteit gesproken.. De treinen zijn veranderd. Op gevorderde leeftijd werd ik een gedwongen pendelaar naar Brussel. Ondertussen was ik zwaar kettingroker geworden en dat zal zo wel blijven. Het werd zoeken naar een schaarse rokersruimte. Soms was het drummen om die gezellige,maar beperkte compartimenten te bereiken. Wriemelen was het,doorheen de niet-rokersruimten,waarbij de prikkelende en priemende geur van de diverse aftershaves en parfums mijn rokershonger nog aanwakkerde,tot ik het heerlijke tabaksaroma snoof van de naderende rokersruimte. Opvallend hierbij was de stilte van de niet-rokers,terwijl in ons dampend‘hok’gezellig werd gekeuveld en geconverseerd,waarbij moppen en grappen schering en inslag waren. Sociaal contact noemt men dit. Vanaf januari 2004‘Algemeen rokersverbod’op onze treinen om de passieve rokers te beschermen. Nogmaals eens een bewijs van onze ego-maatschappij? Onverdraagzaamheid? Akkoord‘roken is niet gezond’. Rokers sterven,niet rokers ook. Vergeten de anti-rokers soms dat ze dooréén km. autorijden de schone lucht meer bezoedelen danéén kettingroker op een heel jaar? Hoeft men dan de auto’s niet te verbieden? Als je het mij vraagt mogen ze blijven rijden(niet vliegen)ondanks dat ik als fervent fietser en wandelaar een passief gasslikker ben door de uitlaten van de wagens en brommers. Of ik nog zal treinen? Misschien wel. Maar roken alleszins. Op geen enkel sigarettenpakje vind je(voorlopig)een doodshoofd,daarentegen op de meeste medicamenten…? Nochtans geef ik de raad aan de jongeren‘Begint er niet aan’! Aan collega’s actieve rokers‘Gezondheid’! Aan de klagende passieve rokers‘heb begrip voor onze verslaving’! . In de rand:Bij een goede vriend las ik het gezegde links van de schouw:“Hier rookt alleen de schouw”. Ik stelde zijn vrouw voor er rechts aan toe te voegen:“Hier zaagt alleen de vrouw”!