Tijdens een zondags routinewandelingske met de kleinkinderen in gezelschap van ons hondje Wiske,beleefden wij onverwachts een hondenavontuur dat dreigde dramatisch af te lopen. Wij waren op weg naar het Sint.Andriesbosje om het klassieke verstoppertjes-spel te spelen,waarbij ook wel eens klim- en klauterwerk door de woeste broertjes Wannes en Josse wordt uitgevoerd,dat door het al te voorzichtige nichtje Lieselotje als tègevaarlijk wordt aanzien. Pas waren wij op weg in Belseledorp of wij werden gevolgd door een blijkbaar verdwaald wit-zwart hondje,van het foxachtig ras. Het mannelijk diertje vertoonde blijkbaar grote interesse voor ons teefje Wiske,dat ondanks haar zevenjarige leeftijd nog steeds haar fiere maagdelijkheid heeft bewaard. Zij wil het blijkbaar zo houden want ondanks de moedige snuffel- en likpogingen van het reutje,dat er duidelijk zin in had om‘zaken’met haar te doen,gromde mijn anders zo lieftallig Wiske en liet zelfs haar reeds gebruinde tanden zien. “Dat diertje heeft precies dorst” vertaalde de kleine Josse die likbedoeningen. “Da’s niet” weerlegde Lieselotte,die zelf thuis een mannelijk hondje heeft,“die ruikt dat Wiske een vrouwtje is” vervolgde Lieselotte. “Ruikt die dat graag,Wiske is toch niet geparfumeerd?” vroeg Josse. “Mijnen hond doet dat ook“antwoordde zijn nichtje heel kort en zakelijk,tot mijn grote geruststelling uit vrees dat ik anders mijn beperkte biologische kennis zou moeten uitleggen. Terwijl de drie kinderen zich ontfermden over het vondelinkske,hield Wiske zich veilig naast mij,met haar pluimstaart laag tussen de pootjes. Kwestie van haar‘heiligdom’instinctief te beschermen,dacht ik. Nogal best dat onze vrouwen niet over dergelijk verdedigingsapparaat beschikken,dacht ik spontaan ondeugend,terwijl ik schoklachend verder liep. Stel je voor! Het bosspel verliep helemaal anders dan gewoonlijk. Het was eerder een stroperstocht achter het vreemde hondje,dat zich hierbij duidelijk nog het meest amuseerde. Gelukkig hield het af en toe halt om de door het juffertje Wiske‘gezegende’plekjes te besnuffelen. Bij het huiswaarts keren,gebeurde bijna een drama. Eens terug in Belseledorp,meende het speelse hondje het bosspel verder te spelen en liep zig-zaggend over de rijbaan. Twee wagens konden tijdig stoppen,terwijl de derde,met een te hoge snelheid,een kundige slalom- en remoperatie moest uitvoeren,waarbij wij alle vier vreesden dat het hondje er aan was. Gelukkig was het ontsnapt. De huilende Lieselotte schreeuwde“pépépak het,pak het!” en rende in grote paniek naar huis,waar zij het dramatisch tafereel verkondigde. Dank zij het verleidende“Wiske” kon ik het bange hondje lokken en kon ik het zo oppakken. Nog gelukkiger als eerste communicant kon ik het ongeschonden en geredde hondje presenteren. Het werd door iedereen als een borelingske onthaald,uitgezonderd door ons tépreutse Wiske,dat zich weer bedreigd voelde voor de ongewenste intimiteiten van het vreemde reutje. Alle hondennamen werden naar het beestje toe geroepen,dat dit met een kwispelend staartje,heel leuk leek te vinden. “Nog nooit zulke gekke baasjes gezien” dacht het waarschijnlijk,terwijl het nog steeds driftig naar het goedruikende“Wiske” speurde,dat veiligheidshalve op mijn schoot was gesprongen. Waarschijnlijk een afgezet diertje dachten wij. Het zou ook wel een verdwaald hondje kunnen zijn,dacht ik,waarbij ik bij een paar hondeneigenaars in de buurt op informatie trok. Zonder resultaat echter. Alle hondjes waren veilig thuis. “Ik zal het naar het asiel in de Passtraat voeren” oordeelde ik. Waarop de drie hondenjagers in koor“Mogen wij mee?”. Met onze‘vierend’plus het hondje naar het asiel. Jammer,het was reeds na sluitingsuur. Terug naar huis. Na hoogoplopende discussie,waarbij Lieselotte voorstelde om bij pépéen mémémet het hondje te blijven slapen,werd besloten het hondje een overnachting te geven in de stal,ver verwijderd van het‘salonhondje’Wiske. Veiligheidshalve,er zijn immers nog maar weinig maagden,ook bij hondjes. Er werd afgesproken’s anderendaags terug met onze‘vierend’naar het asiel te rijden. Buiten alle verwachtingen,beleefden wij en het hondje een rustige nacht. Reeds vroeg in de ochtend maakte ik met het vondelinkske in zoveel mogelijk straten een wandeling,in de hoop dat de eigenaar het zou erkennen. Ondertussen had ik reeds een aankondiging aan het venster opgehangen met als tekst:“Verdwaald wit-zwart hondje hier in bescherming”. De sporadisch vroege en klassieke straatlopers,die ik meestal ontmoet bij mijn dagelijks Wiske-wandelingen,stelden mij verwonderd de vraag:”awel,hebde een nieuw hondje”? Ik vertelde dan de situatie,met de wedervraag om‘het nieuws’te verspreiden om zodoende de eigenaar op te sporen. Eén van mijn toehoorders was Fons. “Die is van God gezonden” jubelde ik. Een betere‘dagklapper’kon ik niet vinden. Fons komt overal en weet alles. Een alternatieve belleman van weleer. Na mijn tweede ronde met‘mijn’Wiske had mijn vrouw al telefoon gekregen van Jan,waaraan ik het noodgeval ook al verteld had. Die had ondertussen de eigenaar gevonden ergens op de Kouter. Samen met Jan hebben wij het hondje kunnen afleveren aan de overgelukkige eigenaar. “Allez” sprak Jan,“ik ben content,ik heb ne keer iets goed gedaan”! “Ik ben ook tevreden” beaamde ik,terwijl ik ongewild terug dacht aan het evangelie van de dag voordien over“De barmhartige Samaritaan”. Het betrof hier wel een hondje,maar in feite is een hond ook wel een mens,voor mij althans. Alleen de kleinkinderen waren enigszins teleurgesteld. Zij dachten er nog een paar uurtjes met het leuke hondje te kunnen spelen,maar anderzijds waren ook zij tevreden dat het hondje zijn thuis en baasje teruggevonden had. Bij mijn vertelling aan de straatlopers,voegde ik er ondeugend aan toe:“Moest ik het een verdwaald mooi vrouwtje zijn,zou ik het jullie zeker niet vertellen”. Alhoewel,als het waar is dat een hond tiert naar zijn baasje of omgekeerd,ben ik veel te zedig en te preuts…. en wellicht téoud. Daarenboven,ik heb geen pluimstaart. Gelukkig maar! HELP! HELP! MIJN DIERTJE IS ONTSNAPT! Dit verhaaltje heeft ons op een idee gebracht. Wij zoeken vrijwillige dierenliefhebbers,die bereid zijn onmiddellijk op zoektocht te gaan naar een ontsnapt diertje. Het volstaat je naam,adres en telefoon kenbaar te maken aan de Reinaertredactie,die al de binnengekomen adressen zal publiceren in een volgend Reinaertnummer. Van zodra er een diertje verdwenen is kan er contact genomen worden met deze vrijwilligers,die zich bereid verklaard hebben onmiddellijk op zoek te gaan naar het verdwaalde beestje. Zodoende ontstaat er hopelijk een“opsporingsnet”,zodat de kans tot terugvinden van het dier heel wat groter wordt. Bij melding van een noodgeval is het wel noodzakelijk een Juiste beschrijving en de roepnaam van het diertje evenals je naam,adres en telefoon aan de‘speurders’bekend te maken. Wij rekenen op zoveel mogelijk dierenliefhebbers. Dank bij voorbaat! Redactie:Annemie Charlier,Schoonhoudtstraat 56–tel. 03.772.46.00 of:Arnold Vandermeulen,Belseledorp 97–Tel. 03.772.40.60