Het onverbiddelijke TV-scherm heeft ze ons laten zien. De afschrikwekkende oorlogsbeelden van“De Slag om Bastogne”,zestig jaar geleden. Voor de jongeren wellicht een openbaring,ondanks de uitgebreide literatuur die er over bestaat. Voor de ouderen misschien een nostalgische herinnering aan het oorlogsgebeuren als oud- strijder ergens te velde of gewoon als‘bezette’dorpsbewoner. Voor mij leek het wel als‘beelden uit mijn kinderjaren’. Niet dat ik“Bastogne” heb meegemaakt,gelukkig niet,maar als kind heb ik willens nillens in de nabijheid van Duitse vijandelijke soldaten geleefd. Ondanks dat ons gezin uit vier kinderen bestond,(geboren tussen 1929 en 1936)hadden wij nog twee kamers vrij en dienden mijn ouders verplicht logement te bieden aan twee Duitse soldaten,zonder dat er sprake was van enige collaboratie. Integendeel! De ene heette Aloïs Lachnicht en was ordonnans op de commandatuur in het kasteel“Blauwendael’,de andere was Heinrich Effe en was hulpkok in een veldkeuken op het vliegveld van Waasmunster. Beiden waren heel familiair en bemoederden of‘bevaderden’ons,vooral Lachnicht,die wij spontaan nonkel Aloïs noemden. Hij was meer in ons gezin dan op de commandatuur. Soldaat Effe daarentegen kwam alleen overnachten,maar bracht ons regelmatig zure Duitse broodjes mee die heerlijk smaakten. Wij mochten hun sterk ruikende lederen riemen en hoge laarzen helpen poetsen,hun helm opzetten en zelfs hun bajonet hanteren. Mijn vader zaliger,die als oudste van zes nooit enige militaire ervaring had,leek wel een generaal-opperbevelhebber. Aan de muur hing een grote wereldatlaskaart gespijkerd en met rood- blauw- en groen- gekleurde kopnaadjes duidde hij aan welke troepenbewegingen er werden gemaakt. Hij volgde op de voet de operaties via“De Engelse Post” uit een krakende radio,die ergens op zolder verdoken stond opgesteld,boven de kamer van onze Duitse nonkel Aloïs. Op een morgen kwam de nonkel met de radio beneden,stelde hem op in de woonkamer en vroeg aan mijn vader of hij mee mocht luisteren naar“De Engelse Post”. Heinrich Effe vond het leuk,maar luisterde niet mee naar de wellicht kreupele Duitse vertaling,die mijn vader overbracht aan nonkel Aloïs,waarschijnlijk met veel leugens omtrent de positieve oprukking van de geallieerden. Kwestie van hen enigszins te ontmoedigen. “Militaire strategie” was dat allicht. Als kind waren wij gefascineerd door die grijze keurige Duitse uniformen. Indrukwekkend waren de gedisciplineerde marcherende soldatenpelotons die dagelijks al zingend door de straten paradeerden met geschouderde geweren,waarop een flikkerende bajonet was gemonteerd,waarvan ik het waarom niet altijd heb begrepen. Of toch? Een goede tien jaar later(1956)liepen wij als Belgische miliciens in de omgeving van Keulen door de Duitse straten. Niet zingend en wellicht minder gedisciplineerd. Wel met geschouderd geweer zonder bajonet. Die slingerde hinderend op onze rechter achterbil. Eén zin van die zingende Duitse soldaten is mij bijgebleven. Geen wonder,dagelijks moesten wij het aanhoren:…”und wir fahren naàch Engeland”……! En wij zongen pestend als kind op de speelplaats: Hitler is een ezeldrijver hij drijft zijn ezels naar het strand om ze daar te leren zwemmen daàn zwemmen zij naar Engeland! rikke-tikke-tik! de mitraillet,boem! boem! het zwaar geschut,maar het is hem nog nooit gelukt! Thuis zong onze Duitse nonkel Aloïs Lachnicht het op den duur mee met Duits accent,zodat wij leerden dat‘zwemmen’in het Duits‘schwimmen’was. Onvoorstelbaar! Toen ik in 1956 gekazerneerd was,of liever"lag"in Niehl(bij Keulen),werd ik op een zondagnamiddag“uit de kantine” geroepen om naar de“Corps de garde” te komen. En wie stond daar op mij te wachten? Die goede Duitse nonkel Aloïs Lachnicht!!! Hij was mij komen opzoeken met zijn scooter"Lambretta"vanuit Dusseldorf,nadat hij via vaders correspondentie mijn‘positie’vernomen had. Samen op zijn vehikel hebben wij de stad Keulen verkend met haar nog hier en daar openliggende gebombardeerde straten. Na een paar kroegbezoeken,met bier en schnaps probeerde 'nonkel' Aloïs Lachnicht"ons"liedje te zingen,waarbij ik hem meermaals diende te corrigeren. Maar gelachen dat wij gedaan hebben! "Lachnicht"en ik!