Hoe romantisch de kerst- en nieuwjaarsperiode ook mag wezen,elk jaar dwingen mij de(te)vroege lentekriebels in de buik of ergens anders,bijna ongeduldig uit de kijken naar het‘verlossende’paasfeest in een hopelijk vroeg ontluikende lente. ‘Verlossend’! Inderdaad,op alle gebied. Niet alleen als gelovige,waarvoor Pasen het feest van verrijzenis,verlossing en vergeving betekent,tenminste als je tijdens de veertigdagentijd broederlijk hebt gedeeld en je Pasen zult houden. Maar tevens verlost van die sombere,donkere en te korte dagen. Het is alsof Lichtmis het lentevuurtje in mij aansteekt,dat even later op Valentijntjesdag plotseling aanwakkert en wellicht zorgt voor de hierboven genoemde onstuitbare lente- en/of liefdekriebels. Bij mij niet alleen. Hoog in het topje van een Wase canadapopulier,opent een lijster driftig het lenteconcert met een overtuigend sologezang,dat het schuchter‘pierewietje’van het winterkoningske onmeedogend overschrijdt. Dankbaar ben ik de vogel,ook al is het een‘Franse’lijster,voor deze ochtendserenade,terwijl plotseling een‘Vlaamse’gaai,blijkbaar ietwat jaloers,wild over het landschap scheert. Ook al nerveus lentedriftig,denk ik. Ondertussen is ook de grote kuis,zeg maar‘kleine oorlog’achter de rug. Alles op zijn paasbest dus! Laat ons nu maar juichen en jubelen,samen met de paasklokken. Hopelijk trekken die zich niets aan van de ophokplicht en krijgen zij‘de vrije teugel’in hun vlucht naar Rome,om terug te keren met rijkelijk gevulde manden met kiemvrije chocoladen eieren,geleverd door de kersverse nieuwe Paus. Gebruikelijk mochten mijn kleinkinderen,die er ondertussen niet meer in geloven,de verborgen paaseieren in mijn tuin gaan rapen. Het sein van begin van de eierenjacht,was het luiden van de klokken op paasdag om 8.30 uur. Dit was het signaal dat de klokken terug veilig in de toren waren. Zo gebeurde het eens. Er was slechtséén klok te horen. “Nog wachten” commandeerde Wannes,“er is nog maaréén terug,de twee andere moeten nog komen”! –“Die twee zullen te moe zijn om luiden”,wakkerde ik hem aan,wetend dat de kosteres er maarééntje laat klepelen. Jammer vind ik dat want eigenlijk heb ik een‘klokkensyndroom’geërfd van vader zaliger,koster-orgelist-klokkenluider. Destijds werden de drie zware klokken(Waasmunster - 3.200kg -1.800 kg - 800 kg)met drie mannen nog manueel op gang getrokken. Ze waren op elkaar zo in gesteld dat de klokken ritmisch en harmonisch hun slagen disciplinair opvolgden,zodat het drieakkoord duidelijk tot zijn recht kwam. Als kleine jongens mochten wij als misdienaars aan de repen van de uitbollende klokken bengelen tot boven de reling van het hoogzaal. Verbolgen was mijn vader toen de Duitsers in 1943‘zijn’klokken kwamen roven,net als in de andere parochies. Geen wonder dat hij als drukker onderstaand gedichtje schreef. Hij drukte het op duizenden witte kaartjes. Het schaarse karton kocht hij in het‘zwart’in een abdij van‘witte’paters. In alle beroofde Wase kerken werd het lied gezongen op de melodie van“O Kerk van Twintig Eeuwen”. Als ode aan mijn vader en aan de klokken,dit historisch gedichtje: Gegroet,o dierbare klokken,O edel-schoon metaal Gij deed ons hart steeds kloppen door uwe klankenpraal. Gij waart het,die ons wekte,ons opriep tot Gods trouw Uw lied was onze sterkte,in tegenspoed en rouw. Gij hebt voor ons gezongen,gejubeld,ook geweend. Met ons gejuicht,gesprongen,U met ons hart vereend. Gij hebt tot ons gesproken,gezinderd in ons hart. Met troost ons overgoten,in droefenis en smart. Gedankt hiervoor,o klokken,nu dat gij van ons scheidt,ons hart gaat weer aan’t kloppen,van smart,verdriet,droefheid. Nu zwijgen uwe klanken,Uw stemmen zijn gesmoord. Allen zullen wij U danken en prijzen immer voort. Vaarwel! dan lieve klokken,door Godes hand gewijd. Wij zullen’t leed verkroppen,U loven’t allen tijd! (W. Vandermeulen–1943)