Het kan bijna niet anders zeker? Midden de communautaire storm(en)die wij de laatste maanden meemaakten,herleven in mijn oude brein zoveel herinneringen aan de Vlaamse strijd,die wij in het verleden hebben gevoerd. Zonder het over enige politieke acties of manifestaties te hebben,wil ik hier toch een anekdootje vertellen over mijn eerste rechtstreekse communautaire confrontatie met onze Waalse broeders. Een rel kan ik het niet noemen,maar zeker een goed geslaagde militaire frats,zeg maar. Als goede Vaderlander,Vlaamse nog wel,vervulde ik mijn militaire dienstplicht gedurende achttien maanden(1955-57). Om mijn gebrekkig schoolse Frans enigszins bij te schaven,koos ik vrijwillig voor een tweetalige compagnie. Na drie maanden infanterieopleiding in het Administratief Centrum in de Dossinkazerne in Mechelen,‘vlogen’wij per lamlendige trage trein(DVT)naar Duitsland tot vlak over de grens in Hitfeld(Aken),waar zich het ravitailleringskamp bevond,tevens de eerste kazerne van de Belgische Strijdkrachten in Duitsland(BSD). Ter compensatie voor ons lange verblijf van telkens zevenàacht weken enigszins wat op te smukken,zorgde de nationale Welfaredienst in samenwerking met Milac(KAJ),elke avond voor een filmvoorstelling of een optreden van een of andere Vlaamse of Waalse vedette,in een ruime en comfortabele cinemazaal,terwijl wij in houten barakken‘lagen’. Die vertoningen begonnen steeds om 19 uur. Het reglement bepaalde dat de‘soldaten van piket’(tweemaandelijkse beurtrol)slechts naar de vertoning konden,na het voltooien van de karwei‘patattenjas’in de kelder onder de keuken. Een piketploeg bestond uit twintig soldaten,tien Vlamingen en tien Walen,die vierentwintig uur stand-by waren voor allerlei andere opdrachten. Op een dag gebeurde het dat ik als‘brigadier(korporaal)van piket’was aangeduid. In het maandelijks soldatenblad‘Hitfeld-Vox’was aangekondigd dat die bewuste avond de Vlaamse film“Meeuwen sterven in de Haven” van Roland Verhavert zou vertoond worden,echter met de vermelding‘zonder Franstalige ondertiteling’. Gehelmd en getooid met onze groene kruisriemen met keurig gepoetste koperen gespen,ten teken‘van piket zijnde’begonnen wij dus elk met zijn eigen slecht snijdend tafelmes aan de patattenjas in de grote kille kelder. Gewoontegetrouw met zijn tienen elk zijn respectievelijke Vlaamse of Waalse hoek,die gescheiden werd door een enorme berg aardappelen,fungerend als de voorloper van de‘taalgrens’. Wij hadden tegenslag. ’s Anderendaags stonden er frieten op het menu en dat betekende dat er in plaats van de klassieke tien bidons(kuipen)er twaalf dienden geschild te worden. Als goede brigadier-opzichter had ik maar al te vlug in de gaten dat onze Waalse‘jasgenoten’duidelijk aan het slepen waren,om te verhinderen dat wij naar de Vlaamse film zouden kunnen. Ondanks mijn aandringen“plus vite,plus vite,mes amis”! kwam er maar geen tempo in het Waalse jassen,in tegendeel zelfs,terwijl de Vlamingen meer dan van katoen gaven. Hopeloos! Tien voor zeven uur. In de Vlaamse hoek telde ik zeven geschilde bidons tegenover bij de Waalse collega’s slechts drie. Twee te kort dus. Heimelijk en in alle stilte,stelde ik de Vlaamse jassers voor twee bidons te vullen met ongeschilde aardappelen en ze te camoufleren met een laagje geschilde er bovenop. ‘Geniaal idee’juichten wij solidair en stil giechelend maakten wij de‘karwei’af. Maar al te vlug telde ik de twaalf geschilde bidons. In ijltempo spoedde ik mij naar de adjudant van week al groetend met de melding‘kelderkarwei’voltooid! De adjudant kwam de twaalf kuipen natellen en gaf ons de permissie om naar de film te lopen,tot grote verbazing van de luie verrassende Waalse collega’s. Terwijl wij nog steeds gehelmd in groot jolijt over het immense vlaggenplein naar de cinemazaal huppelden,met ons tafelmes nog op zak,slenterden onze Waalse broeders al mopperend naar hun barakken. Een prachtige zwart-witte film was het,ook al stierven de meeuwen in de haven. ’s Anderendaags,bij het krieken van de dag om zeven uur galmde de klaroen doorheen het kamp:“Rassemblement du piquet”–“Verzameling piket”! Uitzonderlijk was dat,nog voor de dagelijkse vlaggengroet,met kleine paniek tot gevolg. Een van woede briesende Franstalige‘officier van wacht’stuurde ons onmiddellijk de patatkelder binnen om in spoed de ontbrekende bidons aan te vullen. Ik,als brigadier van piket moest uiteraard naar het rapport van de kampcommandant. De‘Elfurenmis’wordt dit in legertermen genoemd,waarop de straffen(koeken,politiekamer en zelfs cachot)worden toegekend. Daar wist ik als een volslagen gelegenheidsadvocaat al liegend te bepleiten dat ik‘ter goede trouw’twaalf bidons had geteld,net als de adjudant. “Ze hebben mij er gewoon ingeluisd commandant” besloot ik,bijna wenend. Opgelucht merkte ik dat er zich onder zijn zware,licht grijzende snor een pretgremeltje ontwikkelde,dat mij overtuigde dat ook hij het een goede frats vond,hij was trouwens een zeldzaam Vlaamse commandant. Persoonlijk viel voor mij het arrest mee,ik was vrij van zonden,maar heel de piketploeg,inclusief de Walen en ook ik,kregen een hele week piketdienst aan het been. Daarenboven werden wij belast met het onderhoud en het reinigen van de toiletten,een karwei die normaliter door de gestraften(koeken)werd uitgevoerd. Ter informatie,ik werd sindsdien niet meer aangeduid als‘brigadier van piket’. Meer zelfs,enkele weken nadien werd ik gemuteerd naar de Educatieve Dienst. Vermoedelijk omdat ik op het rapport tegenover de korpscommandant een goede beurt had gemaakt. Trouwens op het einde van mijn legerdienst kreeg ik zelfs op mijn‘délivré’(militair zakboekje)als beoordeling van wijze van dienen:”voorbeeldig”! Eén van mijn taken op die“Opvoedingsdienst” bestond erin bepaalde soldaten te helpen bij het briefschrijven,zelfs in het Frans. ‘Liefdesbrieven’was hierbij mijn specialiteit,alhoewel ik zelf nog geen lief had,buiten mijn lieve moeder. Dit stelde mij tevens in staat mijn Frans‘liefelijk’bij te sturen,wat mij later goed te pas kwam bij de Franstalige directie van Manta. Bij mijn sollicitatie-interview diende ik mijn Nederlandstalige sollicitatiebrief ter plekke in het Frans te vertalen om nadien een Franstalige boekhoudkundige oefening te maken. “La comptabilité” n’est-ce pas? “Très n’est-ce pas!” Eén van mijn nonkels,die vermoedelijk minder goed geletterd was,heeft,als gemobiliseerde in Frankrijk,zeker niet het geluk gekend enige educatieve hulp te krijgen bij het schrijven van een brief aan zijn vrouw. Toch waagde hij haar een briefje te sturen. Hij meende haar te schrijven:“Schat,je moet je om mij geen zorgen maken,ik heb hier veel“couragie”! Maar de sukkel vergiste zich schromelijk en schreef“occasie”! Bij zijn lang verwachte vreugdevolle thuiskomst sneuvelde de‘oud-strijder bijna onder de dreigende vuisten van mijn woedende tante. “Patattenjas” doe ik uiteraard niet meer,dat laat ik over aan mijn‘adjudant van week”,of noem haar maar gerust“Korpscommandant” met drie sterren en een baret! Mag dat,Magda? Zie je wel,dat mag! Gelukkig maar. Brieven schrijven dat doe ik nog,meestal zakelijke,en nu zelfs:“Vrije Teugels”! En jullie beste lezers,bedankt voor de‘couragie’die jullie aan de dag leggen voor het lezen van dit teugeltje en als ik nog de‘occasie’krijg……Tot volgende keer!