Het zal wellicht die onweerstaanbare nostalgische microbe zijn zeker,die mijn oude pen regisseert? Maar deze keer krijgt ze nog de hulp van een nog veel oudere man,die ondertussen alweer is afgereisd naar zijn magische stad ergens ver en hoog in Spanje. Inderdaad,Sinterklaas,die ik gedurendeéénenveertig jaar in Belsele heb mogen helpen. Misschien zal ik eens mijn anekdotische ervaringen bij dit magische ambt ergens neerschrijven. Wie weet? Gedurende die lange‘heilige’periode heb ik mij uiteraard telkens laten bij staan door diverse zwarte knechten. Tientallen hebben er mij vergezeld. Graag wil ik hier al die mensen bedanken die met mij steeds‘in het zwart’hebben samengewerkt. De recentste en langst in dienst zijnde en trouwste tot op heden is‘zwarte Juul’,die bij het Sinterklaasgebeuren zijn kale hoofd goed weet te camoufleren. Ter gelegenheid van de Sinterklaasstoet van de Belseelse Middenstand mocht mijn twaalfjarig kleinzoontje Wannes dit jaar occasioneel fungeren als zwarte Piet. Heel stiekem want zijn zevenjarig broertje Josse was nog maagdelijk‘gelovig’. Die vroeg mij trouwens waarom ik niet zo oud zou worden als Sinterklaas,dan sterf je niet,voegde hij er aan toe. “Daarvoor ben ik niet heilig genoeg manneken”,heb ik geantwoord. Hij vond het jammer. Ik ook. Zo fier als een echte zwarte Piet zat Wannes naast mij in het koetsje,even plechtig als een misdienaar aan de zijde van een eerbiedwaardige pastoor. Zou Wannes zich nu ook zo vereerd voelen net als ik,toen ik als misdienaar de priesters moest vergezellen op weg naar een zwaar zieke om het“Sacrament der stervenden” toe te dienen? Van de“Dienst 900” ondertussen“100” geworden,was hoegenaamd nog geen sprake,maar in de pastorie,zelfs in de kosterij(bij ons thuis)bestond wel een‘spoeddienst’. Bij stervensgevaar werd de pastoor dringend opgeroepen om de ernstig zieke te komen berechten. “Stand by” bestond ook nog niet,maar zowel priester(van week)als misdienaars dienden steeds bereikbaar te zijn. Bij een oproep was het rennen naar de kerk,om daar alle attributen mee te nemen. De pastoor bekleedde zich met witte‘rochet’en purperen stool en zette zijn drie- of vierhoekig bonnetje op. Soms durfde ik dat hoofddekseltje wel eens verwisselen van kastje,zodat het over de ogen van de pastoor schoof. In een flikkerend zijden,met brokaat versierd beursje werd de Heilige Hostie geborgen terwijl het doosje met de Heilige olie in een purperen vodje werd gewikkeld om in de diepe soutanezakken te worden geborgen. Als de bestemming naar een‘verdacht-niet-kerkelijk’adres was,werd er een klein kruisje met gewijde kaarsen meegenomen. Als misdienaars bewapenden wij ons met een brandende lantaarn en een plechtig klinkend belletje. Hiermee moesten wij op twee meter voor de priester lopen en om de tien stappen met het belletje rinkelen. Hierdoor werden de dorpsgenoten ervan verwittigd dat er een berechting op komst was. Devotievol knielden de meesten in het deurgat en maakten een kruisteken. Wij waren nog niet uit het gezicht of er werd verzameld en gepronostikeerd‘wie er nu berecht zou worden’. De kleine mannen werden er zelfs op uit gestuurd om ons stiekem te volgen tot aan het huis der smarten. Opvallend was dat wij overal voorrang kregen. We liepen steeds op de kroon van de kassei,midden de rijbaan. De sporadische automobielen(zo werden ze genoemd)stopten eerbiedwaardig en de chauffeurs stapten meestal uit en maakten knielend een kruisteken. De boerenkarren met ijzeren wielen hielden ook halt. De voermannen verlieten hunnen‘bok’of dissel,namen hun klak van het hoofd en prevelden iets…Vooréén keer geen vloeken. Zelfs de paarden knikten soms devoot naar ons. De champetter bracht ons disciplinair een militaire groet. Wat het toedienen van het sacrament zelf betreft,zal ik maar onder het‘biechtgeheim’houden. Alhoewel,als misdienaar mochten wij de ziekenkamer maar betreden na de biechtverhoring. Als de biechteling niet meer in staat was het acte van berouw te prevelen,werden wij er bij gehaald om het in zijn plaats te doen. Geen wonder dat ik die acte nog feilloos kan aframmelen. Soms is dat wel nodig. Gelukkig! Bij de terugkeer naar de kerk,met uitgeblazen lantaarn en geblokkeerd belletje en de priester met het opgerolde rochet onder de arm,stonden de dorpskwezels ons op te wachten om te vragen wie onze‘klant’was en of hij of zij vlug zou sterven. Dat leek het belangrijkste. Hopelijk niet voor de pastoor. Misschien wel voor mij,mijn vader was koster-drukker. En Wannes? Die was gelukkig! En Josse? Heeft zijn broer‘ontdekt’! “de volgende keer speel ik ook zwarte Piet” riep hij jaloers. En ik? Ik hoop oud genoeg te mogen worden,zodat wij met ons drietjes deze romantische gemeenschapsdienst mogen verzorgen.