U moet het me vergeven. De gemiddelde lezer van dit artikel kent Belsele en z’n historie veel beter dan ik. Een ingetrouwde inwijkeling die na talloze omzwervingen hier terecht is gekomen en geprobeerd heeft zich te integreren in gewoontes en gebruiken. Het dialect zal ik nooit beheersen en dat Marie, de zus van de groenteboer, ging trouwen met Jean Pol, zoon van de bakker van Puyvelde kan ik niet onthouden maar ik woon er ondertussen 10 jaar, ken een beetje van de verenigingen en de middenstand maar heb vooral het voorrecht mijn hersenspinsels met u te delen via De Reynaert: een dorpsboekje, gratis bedeeld aan de bevolking en dus een monument dat de Belselenaren onderscheidt van de Siniklazenaren of Snoaneirs. Iets om te koesteren.

Ik ben geboren in Sint Niklaas, bracht 9 jaar m’n jeugd door in Kallo,  3 jaar in Doel, 12 jaar in Prosperpolder, maar zat ondertussen als intern in het college in Sint Niklaas en op kot in Gent, verhuisde daarna naar Sinaai, Muscoda-USA om tenslotte na 30 jaar omzwervingen me te  vestigen in de Koutermolenstraat in Belsele, een wijk met een verleden waar iedereen iedereen kent en het dus goed is om wonen.

Intussen blijf ik een reizende vogel en heb zowat alle landen van Noord- en Zuid-Amerika bezocht en sinds een aantal jaren reis ik veel naar Rusland, Oekraïne en alle landen die je door moet om daar te geraken.

Van overal bracht ik verhalen mee, schreef ze op en wil ze met u delen. Zij worden doorweven met mijn ervaringen als voorzitter van Ritmica, de plaatselijke turn- en dansclub en natuurlijk als kookouder bij Chiro Staderas. De interne keuken van Belsele blootgelegd dus.. door een niet ‘geboren en getogen’ dorpsbewoner.

Wij ‘polderboeren’ kenden Belsele vooral als zijnde ‘ten hoge’. Een uitdrukking waar ik me jarenlang van afvroeg wat ze juist betekende. Misschien zijn de bolle akkers iets hoger gelegen dan de vlakte van de polder maar waar de grens juist lag of ligt blijft onduidelijk. De expresweg lijkt me nog het dichtst in de buurt te komen.

Wat wisten wij dan wel over de streek? In Belsele hadden ze vroeger een lief, bleven ze ook langer bij dat lief en hadden ze veel grotere jeugdbewegingen met grote TD’s waar ge dan weer op jonge leeftijd een lief vond. Cirkel rond dus. En wij hadden ook wel eens een lief, bleven er niet zo lang bij en waren jaloers op de gasten van ‘ten hoge’. En toch vond ik ook een lief in Belsele, weliswaar niet op een TD aldaar maar in de studentenstad Gent.  En zo werd ik een beetje Belselenaar, of hoe je een lokale inwoner ook mag noemen, ingetrouwd weliswaar en nog niet volledig in de ban van het dorp want, ik bleef ene van de polder, toch wel ietwat achterdochtig over ‘ten hoge’.

Nu was er ten tijde van ‘onzen trouw’ al een club actief in Belsele waar je kon turnen en dansen en waar mijn echtgenote veel van haar vrije tijd doorbracht om les te geven aan de ‘keur’, de selectieturners: gasten die iets meer talent hebben en daardoor enkele uren per week in de turnzaal vertoeven. Wij woonden in Sinaai en op zaterdag- en zondagochtend was mijn Belseelse dame dus telkens de deur uit naar de sporthal: ’t was voor Ritmica en zelfs de minste vorm van discussie hierover werd onder de tafel, vloer, mat of wat dan ook geveegd.

Naar argumenten werd niks, nada, noppes geluisterd. Niet dat mij dat ergerde maar in het volle besef dat dat misschien op een dag wel zou gebeuren, hadden enkele boegbeelden van de club het snode plan opgevat om mij te vragen in ‘het bestuur’ te komen. Ik dacht dat ze natuurlijk kwamen omwille van mijn talenten en uitstraling en was vereerd door de vraag; bleek achteraf dat het paste in hun plan om de trainster niet te verliezen. Hoe zou ik nog durven mijn vrouw te vragen om op zaterdag en zondag thuis te blijven.... ik moest als bestuurder helpen de club te laten draaien.

Lap, de sloebers, ze waren me te vlug afgeweest. Had ik me als fiere polderknaap laten ringeloren door een paar inwoners van ‘ten hoge’. En kijk nu, 16 jaar later ben ik reeds 11 jaar voorzitter van dit clubje, of hoe een bal rollen kan.... of moet ik zeggen : een damesbrug, een balk, een plié, een chassee of wat dan ook.

En daardoor, beste lezer, is dit vanaf nu mijn verhaal: mijn plaatsje in jullie boekje, gratis bedeeld aan jullie, Belselenaars, waar ik me zal laten gaan over de grote en kleine kantjes van dit dorp, verweven met verhalen van Irkutsk tot Peru, van Canada tot Argentinie, mijn beschrijving van het dorp dat kan opgesplitst worden in provincies : Puivelde, Watermolenwijk en Centrum, elk met eigen wetten en regels en bijna met grenzen; het dorp met twee stations op haar grondgebied maar waarvan er een ten onrechte naar Sinaai wordt genoemd. Daarom mijn pleidooi voor een sterker Belsele met 2 stations: BELSELE CENTRAAL en BELSELE WEST. Vandaar de titel.... en de inhoud waarvan je na het lezen hopelijk zal denken: eigenlijk weet ik niks meer maar die sloeber uit de polder heeft toch een kleine glimlach op mijn gezicht getoverd.

Tot volgende keer, Geert Rombouts