Met alle respect voor de huidige politiemannen en–vrouwen,maar ze zijn er niet meer,ze worden zelfs niet meer gemaakt! De‘champetters’van weleer uit onze verre kindertijd,waarvoor wij sidderden en beefden. Meestal ten onrechte zoals uit het onderstaand tafereeltje is gebleken. Hun hoge kepie met glanzende zwarte schijnklep waaronder kogels van boze ogen loerden,boezemden ons angst en schrik in. Hun zwiepende en slingerende rubberen knuppel voorspelde ook al niet veel goeds terwijl ze hun vervaarlijke revolver op ieder moment dreigden te gebruiken. Sommigen,meestal de veldwachters,droegen bovendien nog een zware snor onder de neus om er nog afschrikwekkender uit te zien. Andere tijden,zonder champetters. ‘Flikken’worden ze nu genoemd. Een afgrijselijke benaming vind ik dit persoonlijk. Ik houd het bij de bijna gemoedelijke‘champetters’.(In Belsele is dat‘Nicole’of‘Nicolleken’,naargelang de omstandigheid). Gelukkig,de slogan‘De agent,Uw vriend(-in)’kan dit harde‘flikken’enigszins compenseren. Jammer,maar de recente verkeersreglementen en ongehoorde boetes dragen er niet toe bij de agenten als vrienden te beschouwen. Zij moeten ons laten boeten. Wellicht was ik een voorloper. In de late jaren veertig aanzag ikéén van de Waamunsterse champetters als‘vriend’. Jef Hoste(of Oste(?))heette de man,alhoewel hij mij een deerlijke boete aan het been lapte. Een echte‘boete’,die ik nooit zal vergeten en waarvoor ik hem nochtans erg dankbaar was. Een spitsvondige grap vind ik het zelfs nog altijd. ’t Was op een late novemberavond met een vroege maar verrassende winterinval. In de namiddag was ik van Waasmunster naar Sint.Niklaas gefietst. ’s Avonds bij het terugkeren was het plotseling erg koud geworden. Ter hoogte van café‘De Roskam’leken mijn handen als bevroren. Geen nood. De beide onderkoelde handen in de diepe warme broekzakken gestopt en gezwind en snel huiswaarts. Mijn vehikel was een door mijn vader afgedankte zware baanfiets met dikke ballonbanden en als enige rem een torpedo in het achterwiel. Geen rem- of versnellingshendels op het stuur waarop enkel een fel verroeste bel was gemonteerd,die zelfs niet meer functioneerde. Hoefde ook niet,mijn loshangende rammelende‘garde-boue’kondigde mijn komst van verre aan. Aan een zapig tempo passeerde ik het“Houten Kruis” toen plotseling de champetter Hoste opdook en mij deed stoppen. “Awel,zonder handen kosterken”! riep hij,terwijl hij in een lederen zakske dat aan zijn fiets hing,grabbelde. “Ja,Jef ik had geweldige koude handen en ik heb geen handschoenen bij,dus….” Stiekem hoopte ik dat ook zijn handen bevroren waren zodat hij niet kon schrijven,in de mening dat hij naar zijn potlood en papier aan tasten was. Groot was mijn verbazing. Met een fietssleutel in de hand zei hij“gij hebt uwen‘guidon’toch niet nodig hé? Ik zal er hem afvijzen en kom hem morgen maar afhalen op het gemeentehuis en doet de groeten aan je pa”! Hij stak mijn stuur onder zijn brede zwarte snelbinder en weg was hij,de schalkse champetter. Een echte‘boetetocht’werd het voor mij. Te voet met een stuurloze fiets met een zwiepend en slingerend voorwiel,dat ik van de grond moest tillen om enigszins vooruit te komen. Toch was ik tevreden dat ik er zo goedkoop van af kwam. Achteraf zong ik een liedje,waarvan ik de melodie spijtig genoeg vergeten ben,maar de tekst luidde:“champetter Ost is steeds op post. Hij heeft mij gepakt,maar’t heeft mij niets gekost”! ’s Anderendaags kreeg ik mijn‘guidon’terug met de aanmaning dat ik wel een nieuwe fietsbel moest monteren. Te voet ging ik naar huis. Deze keer de guidon geklemd in mijn beide handen. Zonder handschoenen. Een paar dagen later,reed ik de champetter Jef al bellend voorbij. Een waar gebeurd verhaal te Waasmunster 1949. Gefantaseerd te Belsele(1965):Een sportieve onderpastoor ging per fiets een berechting uitvoeren in‘’t Steenwerk’. Met de rechterhand hield hij eerbiedwaardig het purperen beursje met de broze Heilige Hostie erin,vast ter hoogte van de hartstreek. In de Dorpsstraat gaf hij met de linkerhand aan dat hij de Molendreef in reed. Dus ook zonder handen. Een strenge champetter hield hem staande. “Ja meneer den onderpaster,onderpaster of niet maar U rijdt zonder handen”! -“Excuseer champetter”,fezelde de priester,“maar ik ga een berechting doen. Ik heb ons Heer bij mij,waarbij zijn rechterhand even plechtig bewoog,en ik moest toch mijn inrijrichting aangeven”. “Zo,zo”,reageerde de agent,zonder handen en dan nog met twee man opénen fiets”! “Nog een proces er bovenop”! ….En hij schreef dubbel! -“Kom gij bij mij nog maar eens te biechten,dan krijgt ge wel een drie- dubbele penitentie”- vloekte de onderpastoor in zijn binnenste,wellicht met de goedkeuring van de Goddelijke Duo-zitter in het mauve beursje...