Sinds jaar en dag paseer ik meerdere malen per week het witte juweelkerkje van het Waasland. In al die jaren heb ik er nooit bij stilgestaan hoe rijk de geschiedenis van onze kerk wel is…Beseffen wij wel genoeg als Belselenaars hoe waardevol onze kerk wel is. Het is mij echter wél opgevallen. Over de stichting van de parochie Belsele lopen de meningen uiteen. Laat ons ervan uitgaan dat het ergens omtrent 900 moet geweest zijn. Wat wel vaststaat is dat Belsele in 1217 afscheurde van haar moederparochie Waasmunster om een zelfstandige parochie te worden. Op dat moment bevond er zich al een Romaanse kerk. De ondergrondse restanten waren zichtbaar in de jaren 1965,1969 en 1978. Telkens ten gevolge van werken aan de kerk. Kort na de afscheuring van Waasmunster is men de Romaanse kerk in verschillende fasen gaan verbouwen tot wat ze uiteindelijk is geworden. Vermits de architecturale evolutie te veel plaats zou innemen en reeds in andere boekjes is uitgeschreven zal ik slechts een korte chronologie beschrijven. Midden 13e eeuw bouwde men de vroeg-gotische westtoren en verlengde men de zijbeuken van de kerk. In 1432 startte men met de bouw van het hoog-gotische koor. Nog in diezelfde eeuw werden de zijkapellen naast de torenvoet uitgebouwd. In 1643 werd het koor,dat nog steeds zijn 15e eeuws houten tongewelf bezat,voorzien van een gemetseld kruisribgewelf. Dat prachtige houten tongewelf is nog steeds in prachtige staat maar spijtig genoeg niet meer te zien. Tien jaar later bouwde men een nieuwe bergplaats. Vanuit deze bergplaats kon het koor bereikt worden maar dat klein deurtje werd in 1829 dichtgemetseld. In de achttiende eeuw werd er enkel binnen in de kerk wat gewerkt. Zo wordt onder meer de hele benedenkerk in 1770 opnieuw gevloerd. In de negentiende eeuw was de kerk aan onderhoud toe. Een groot deel van de dakbedekking werd vernieuwd,de torenspits werd hersteld,…De laatste verbouwing aan de kerk betreft de toevoeging van de neogotische sacristie in 1860. In 1879 lagen de plannen klaar voor verdere vergrotingswerken maar die werden door financiële tekorten nooit uitgevoerd. De twintigste eeuw werd gekenmerkt door restauratie. Zo werd de kerk nog 4 maal gerestaureerd,de laatste maal in 1979-1981. Hiermee is al iets gezegd over de uiterlijke architecturale kenmerken,echter nog niks over het aristocratische interieur. De beeldschilden,het houtsnijwerk in de lambrisering,de biechtstoelen en de koorbanken getuigen allen van ambachtelijke perfectie. De prachtige koorlambrisering werd in 1743 geplaatst door Michiel Verbanck. In 1716 had deze vakman reeds 2 prachtige biechtstoelen afgeleverd voor de kruisbeuken van de kerk. De centrale preekstoel is nog ouder en werd in 1682 door Jan-Baptist de Wree,opnieuw een vakman uit Antwerpen,geleverd. Dat deze preekstoel zo centraal in de kerk is geplaatst,is het gevolg van het concilie van Trente(16e eeuw). Daarin werd immers bepaald dat de preek meer aandacht verdiende. Ook de arduinen doopvont(15e eeuw),houten archiefkoffer(1557)en het orgel met tochtportaal(1784)dragen bij tot de pracht van onze kerk. Het staat vast dat elke periode sinds het ontstaan van onze parochie zijn sporen heeft nagelaten. Een duizend jaar oude kerk,zes stijlen rijk. Die architecturale historie en het prachtige interieur maken van onze kerk een kalkwit juweeltje. Is het nog mogelijk,na deze korte geschiedenis te hebben gelezen,de kerk van Belsele voorbij te stappen zonder haar een blik te gunnen…? Koen Verbruggen. Voor verdere lectuur raad ik ten zeerste het boekje‘Duizend jaar oud,zes stijlen rijk. De Sint-Andreas- en Gislenuskerk te Belsele’geschreven door Andrea De Kegel en Anthony Demey. Uitgegeven door het provinciebestuur Oost-Vlaanderen in 1991.