"Waar haal je dat altijd uit met je Vrije Teugel”? wordt mij wel eens door trouwe lezers de vraag gesteld. Een moeilijk te beantwoorden vraag. Soms is het gewoon de wonderbare muze of af en toe een plotse opwelling van mijn oude‘memorie’en soms krijg ik ook wel de helpende hand gewoon door de actualiteit,zoals deze keer,waarbij ik zal proberen een binding te maken tussen actualiteit en geschiedenis. Via de pers en ook wel via de gebruikelijke en onverbiddelijke‘dorpsroddels’hebben wij de zaak van“Tante Klara” min of meer kunnen volgen. Voor niet ingewijden betrof het hier een onheuse en uiterst dubieuze erfeniskwestie die heel wat gerechtelijke- en advocaatvoeten in de aarde had,maar waarin uiteindelijk gerechtigheid is geschied. Gelukkig maar. Misschien is de goede afloop van deze zaak wel te danken aan een devote noveen ter intentie van de heilige‘Rita’(hopeloze gevallen)door de rechthebbende erfgenamen tijdens de gerechtelijke procedure. Wie weet? Aan sommigen van de gelukkige en terechte erfgenamen heb ik mijn felicitaties mondeling overgemaakt en er terloops schalks aan toegevoegd dat ik een palmdrinker ben! Wie Weet? Maar dit ter zijde. “Tante Klara” was een hoogbejaarde bakkerin,weduwe van de warme bakker Achille Behiels. In het register van de burgerlijke stand stond ze ingeschreven als“Clara” Schefaut,maar spontaan schrijf ik liever“Klara” met de‘K’van Kapitaal. Het weze mij vergeven. Klara en Achille hadden vooraan in de Kerkstraat een piep klein maar gezellig bakker-kruidenierswinkeltje met“trapjes-op”,waarvan het‘monumentale’maar bouwvallige duivenhok nog als enige getuige onesthetisch staat te‘pronken’. Dat het kleine winkeltje langzaam maar zeker uit gegroeid is tot een goudmijntje is een publiek geheim. Terecht wellicht. Zowel Klara als Achille hebben er inderdaad keihard voor gewerkt. Achille had tevens een reuze broodbaan,vooreerst per triporteur(bakfiets)en nadien met een Vauxhallwagen. Sommigen herinneren zich wellicht Achille nog beladen met grijs katoenen zak met brood over de schouders,al stappend of al ploeterend over meestal modderige opritten of zelfs‘karreslagen’naar de afgelegen erven en hovingen die met de wagen niet bereikbaar waren. Eén van zijn specialiteiten waren de ongeëvenaarde mastellen. Klara bediende haar winkeltje op ouderwetse manier. Ongelooflijk kon ze snel en juist uit het hoofd rekenen. Bij grotere rekeningen hanteerde ze vlot het papier en potlood dat ze wel eens al likkend moest bevochtigen om greep te krijgen op het nogal gladde boterpapier. Haar beste klanten waren misschien nog wel de schoolkinderen die zich dagelijks kwamen bevoorraden van de nodige snoep. Dat Klara zo goed kon rekenen is niet te verwonderen,zij was immers oorspronkelijk een schooljuffrouw samen met mijn‘Tante Alice’,die ze zich nog herinnerde. Dit was in de jaren dertig. Omwille van haar huwelijk verliet ze het onderwijs. Zij was blijkbaar voorbestemd om‘suikertante’te worden,want ze bleef kinderloos ondanks de‘warme’bakker. Als buurman-klant en later als occasioneel wijkmeester van OKRA,had ik goede contacten met Klara. Zij was zelfséén van mijn grote fans van mijn Reinaertartikeltjes,die ze zorgvuldig bewaarde. Bij elk bezoek aan haar kwam steeds de onvermijdelijke jeneverfles op tafel. Het was ondermeer zij,die er mij destijds op attent maakte dat dorpspomp stond te verkommeren. Dank zij haar heb ik het pompdossier op gang gebracht. Zielsgelukkig was zij later na het herstel van dit monument. Wij hebben er dan ook enen(?)op gedronken. “Spijtig dat ze ook mij niet kunnen renoveren”,lachte ze. Tijdens haar uitvaartdienst namen wij traditioneel zoals bij elk overleden Okra-lid,met de bestuursploeg plaats in de rechter zijbeuk van de kerk. Beleefdheidshalve wachten wij steeds om de kerk te verlaten tot dat de pastoor met bedienaar terugkeren naar de sacristie. Zo geschiedde het nu ook. Bij de aankomst van de pastoor haalde ik mijn sneeuwwitte zakdoek boven en insinueerde ik alsof ik tranen stond te snotteren. Verwonderd bleef de pastoor staan en bijna medelijdend vroeg hij mij“maar Arnold waarom zoveel verdriet,je bent daar toch geen familie van”? Schalks antwoordde ik“’t is juist daarom dat ik aan het wenen ben”! Proestend liep de pastoor naar de sacristie,terwijl mijn goede vriend Armand Van de Velde in een onstuitbare hoestbui schoot van het danige lachen. Trouwens heel de Okra-groep verliet al lachend de kerk. Misschien heeft‘Tante Klara’er ook plezier aan beleefd. “Gij zijt toch nog al nen kerel zulle” wist Armand mij tussen pot en pint te vertellen l“Awel Armand als je ooit begraven wordt en ik sta niet in je testament,zal ik ook tranen met tuiten wenen” repliceerde ik. Met stralende pretoogjes antwoordde hij“breng dan maar vijf zakdoeken mee”! Ondertussen is Armand ook al begraven. Ik heb er niet bij geweend,want ik heb er toch van geërfd,namelijk zijn kanarievogeltje dat ik prompt‘Armand’heb gedoopt. Het diertje kende mij goed want telkens Armand op reis vertrok of opgenomen werd in het ziekenhuis,nam ik het vogeltje bij mij thuis op‘hotel’. De laatste jaren was ik ook zo wat de ordonnance -chauffeur van Armand Van de Velde,(met kleine‘d’). Maar terug naar‘Tante Klara’. Gewerkt als een paard en geleefd als een spaarzame mier. Geen werk was haar te zwaar. Op hoge leeftijd zagen wij haar nog de dakgoot van haar huis uitkuisen. Als een echte stielman jongleerde ze met de houten ladder. Op een keer passeerde ik er toevallig toen ze die ladder verplaatste. “Moet ik je helpen Klara? vroeg ik. “Bah neen” zei ze terwijl ze moeiteloos de ladder optilde. “Nu ben je echt een‘geleerde’madam” gekscheerde ik,terwijl ze al lachend de ladder(‘leer’)beklom. Klara was echt krom gewerkt. Het verhaal deed de ronde dat ze op een keer de smid Stant Vernimmen op straat ontmoette. “Wel Stant” jammerde ze,“gij die alles kunt,kunde gij mij niet terug recht krijgen”? “Ah ban neen’k” antwoordde Stant,“ik krijg ik je niet meer heet hékind? “’t Is nog waar ook” lachte ze. Eén van haar wekelijkse karweien was ondermeer het oprijven van het braakliggende terrein rondom de oude duiventil,zodat het dreigende onkruid geen kans kreeg om weelderig te tieren. Momenteel is het daar ondertussen een echte woestenij geworden. Hopelijk zal de nieuwe eigenaar het nodige initiatief nemen tot de afbraak van het scharminkel van duivenkot. Misschien stuit hij hierbij nog op een verborgen godvergeten gouden ei of andere onbekende schatten. Wij gunnen het hem(of haar)van harte. Terwijl ik dit teugeltje nog eens herlees,laat‘Armand’schetterend zijn keeltje gaan,misschien uit dankbaarheid of als ode aan zijn vroeger baasje waaraan hij mij meermaals doet herinneren.